- het gebruik van een arceerpatroon via het commando HATCH;
- het gebruik van een speciaal lijntype;
- het gebruik van van een dynamisch block;
- het inzetten van AutoLISP/VisualLISP (werk niet in LT).
1 Command: Hatch
Als het met een standaard patroon niet lukt heb je nog de mogelijkheid gebruik te maken van een eigen definitie op basis van een bepaalde hart op hart afstand en hellingshoek. Door voor de h.o.h afstand de laagdikte van de isolatie in te stellen en voor de richting uit te gaan van 60 en -60 graden. Kun je het vlak voorzien van een zigzag arcering. Deze manier van aanduiden is een vrij gebruikelijke weergave voor isolatie materiaal. Zie ook het artikel
Het is mogelijk een eigen patroon te definiëren het het schrijven van een eigen patroon en deze op te slaan als .pat bestand. Echter dat is geen eenvoudige zaak.
2 Command (P)LINE
Door in het properties palette de Linetypescale van de betreffende isolatie in te stellen zal het patroon de juiste hoogte hebben gelijk aan de isolatie dikte.
Deze schaal kun je berekenen door de laagdikte te vermenigvuldigen met 0,049.
Linetypescale = Isolatiedikte * 0,049
Deze techniek op basis van een linetype werkt uitstekend maar bedenk dat het een uitdaging kan zijn wanneer je met meerdere schalen in 1 model werkt en dat de modelweergave niet persé gelijk is aan de weergave in een viewport.
3 Command: (Classic)Insert
Wil je het Dynamisch Block uit de video ontvangen vraag deze dan aan via onze Linkedin pagina.
MEER WETEN?
Wil je meer weten over het maken en gebruiken van slimme Dynamic blocks binnen AutoCAD of AutoCAD LT weet dan dat wij daar geregeld een workshop over houden. En dat deze techniek standaard in onze AutoCAD cursussen aan de orde komt.